Gedicht
1/0

begin

Fel wit licht.
Je adem, een warme wind.
De geur van zoethouten huid, zachte pels, zweet.
Je gevlekte arm, zekere hand

rond me geknoopt, warm en zijde.
Hoe mijn gewicht in je landt, ligt, blijft liggen.
Hoe ik in je levende landschap dorst en zink.
Hoe elke kloppende klank uit jouw binnenkant

in mij voorgoed intrek neemt.
Hoe ik, van bij het begin, in dit zijden licht,

als nieuw een wereld mag verzinnen.